De Belgische Mededingingsautoriteit gaat Philip Morris, BAT, JTI en Imperial Brands onderzoeken voor het maken van onderlinge afspraken over de prijs van sigaretten. Om te laten onderzoeken of het viertal op die manier de winstmarge van de krantenwinkels heeft afgeroomd, overweegt VFP om in de procedure tussen te komen. Via de enquête in dit artikel polst VFP naar uw mening.
Op 1 oktober kondigde het Auditoraat van de Belgische Mededingingsautoriteit aan dat het vier sigarettenfabrikanten wil onderzoeken voor het maken van prijsafspraken. Het gaat meer bepaald om Philip Morris Benelux, Établissements L. Lacroix Fils (Imperial Brands), JT International Company Netherlands en British American Tobacco Belgium, samen goed voor meer dan 90% van de sigarettenmarkt in België. De vervolging van het viertal komt er na huiszoekingen die het Auditoraat al in 2017 uitvoerde in het kader van dit onderzoek.
Geef uw mening: tussenkomen in de procedure of niet?Om in te schatten of VFP extra informatie over de dalende marges bij accijnsverhogingen zal toevoegen aan het proceduredossier, vraagt VFP graag het advies van de krantenwinkels. Het onderstaande artikel legt uit waarom dagbladhandelaars belang kunnen hebben bij een tussenkomst.
Vul vervolgens onze korte enquête over het onderwerp in. Antwoorden die uiterlijk op vrijdag 22 oktober 2021 binnenlopen, neemt VFP mee in overweging.
In zijn “gemotiveerd voorstel van beslissing” beroept de auditeur zich op het bestaan van mededingingsbeperkende praktijken die meerdere jaren hebben geduurd. De vier sigarettenfabrikanten zouden herhaaldelijk informatie hebben uitgewisseld over hun toekomstige prijzen. Het auditoraat preciseert dat het maken van die afspraken zou zijn verlopen via de groothandels. Volgens de auditeur gaven de fabrikanten informatie over hun eigen toekomstige prijzen door aan hun groothandelaren, wat op zich logisch is, maar via de groothandelaren ontvingen zij ook informatie over de toekomstige prijzen van hun concurrenten. Het uitwisselen van dergelijke info tussen concurrenten is mogelijk strijdig met het mededingingsrecht.
Het onderzoek naar de vier fabrikanten doet denken aan de veroordeling die de sigarettenfabrikanten vorig jaar in Nederland opliepen. Op 27 mei 2020 legde de Nederlandse mededingingsautoriteit (de ACM) een boete op van 82 miljoen euro. De ACM had vastgesteld dat de fabrikanten van juli 2008 tot en met juli 2011 de concurrentie hadden vervalst door het uitwisselen van informatie over toekomstige prijzen. Ook bij onze noorderburen verliep de uitwisseling (onder andere) via de groothandel. De ACM liet in zijn communicatie noteren dat er door de uitwisseling van de prijzen “veel minder onzekerheid bij fabrikanten was over het toekomstige prijsgedrag van concurrenten. Zo konden fabrikanten hun prijsstrategieën op elkaar afstemmen. Zo werd de onderlinge concurrentie vervalst.”
In onze vorige editie van Radar legden we uit hoe de prijsstrategie van de sigarettenfabrikanten ervoor zorgt dat bij elke accijnsverhoging de marge voor de krantenwinkel daalt. Het hele artikel leest u hier, maar de conclusie van de financiële analyse die VFP liet uitvoeren, was duidelijk. Normaal gezien leidt een hogere consumentenprijs tot een hogere verkoopmarge, maar voor sigaretten is dat niet het geval. De sleutel daarvoor zijn de beslissingen die de fabrikanten inzake prijsstrategie nemen na elke accijnsverhoging. De fabrikanten milderen het effect van de opeenvolgende accijnsverhogingen op de vaste verkoopprijs door het aandeel van het beschikbaar commercieel gedeelte van de totale verkoopprijs zo laag mogelijk te houden. Kostprijs van de vorige accijnsverhoging voor een gemiddelde krantenwinkel: bijna 2.000 euro nettowinst op jaarbasis.
Of de prijsafspraken tussen de fabrikanten in België precies over die bewuste basisprijs gingen, zal moeten blijken uit het onderzoek van de Belgische Mededingingsautoriteit. In Nederland zat de margeproblematiek alvast duidelijk in de argumentatie van de ACM. De ACM wijst erop dat een hogere consumentenprijs in Nederland veelal in het voordeel van de afnemers is, wat fundamenteel anders lijkt te zijn dan wat in België gebeurt bij de accijnsverhoging. Toch vond de ACM ook voorbeelden van prijsafspraken die in Nederland het omgekeerde beoogden: een verlaging van de prijs en dus van de marge voor de afnemers. Dit gebeurde bovendien net naar aanleiding van een accijnsverhoging.
In het licht van deze vaststellingen overweegt VFP om in de procedure tussen te komen en daarbij extra informatie aan het proceduredossier toe te voegen. VFP zou op die manier specifiek kunnen wijzen op het feit dat de fabrikanten in België het effect van de opeenvolgende accijnsverhogingen op de vaste verkoopprijs milderen door de marges aan te passen. Dit punt zou de BMA vervolgens kunnen meenemen in haar analyse.
Deze zaak zal nu worden onderzocht door het Mededingingscollege, waarbij de fabrikanten de gelegenheid krijgen om zich tegen deze grieven te verdedigen. Zij kunnen schriftelijke opmerkingen indienen bij het Mededingingscollege en zullen worden gehoord tijdens een hoorzitting. Het Mededingingscollege kan ofwel het bestaan van een inbreuk op het mededingingsrecht vaststellen, ofwel verklaren dat er geen reden bestaat om op te treden.
VFP is benieuwd of u een tussenkomst in deze procedure een interessante piste vindt of niet. Laat het ons weten in deze enquête.
Als sectororganisatie vinden wij het belangrijk om te luisteren naar de meningen van onze lezers. Daarom is het mogelijk om op de artikels op onze website te reageren. Persradar verzoekt haar lezers dit op een volwassen en beleefde manier te doen. Beledigingen, persoonlijke aanvallen, het spammen van de commentaren, illegale informatie (bv. inbreuken op het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen) en commerciële informatie zijn niet toegestaan. Persradar en de redactie van Radar eigenen zich daarom het recht toe om dergelijke reacties te verwijderen wanneer zij dit nodig achten.
Verder gaan wij uit van de goede intenties van de Radar-lezer. Commentaren worden niet voor publicatie goedgekeurd. Radar wijst alle verantwoordelijkheid af voor wat in de commentaren verschijnt en hoeft qua visie, waarden en mening niet noodzakelijk akkoord te gaan met wat in deze commentaren verschijnt.